EEN EIGEN EKONOMISCH NETWERK VOOR VLAANDEREN. De overheid moet ingrijpen

Privé-initiatief alleen zal Vlaanderen nooit aan eigen financieel-industriële netwerken helpen. Niet minder, maar méér overheid is de sleutel voor de ekonomische toekomst van onze regio.

Men mag aannemen dat Vlaanderen kulturele autonomie heeft : na honderd jaar Vlaamse ontvoogdingsstrijd wordt onze gemeenschap in haar eigen taal onderwezen en kan ze de eigen Vlaams-Nederlandse kultuur beleven in alle geledingen van de maatschappij. Ook kunnen we onze politieke vertegenwoordiging vrij kiezen. Deze werkt weliswaar in een Belgisch federaal kader en dus met bepaalde beperkingen voor Vlaanderen. Toch kan ook daar niet meer de grote remming of onvrijheid liggen.

Is Vlaanderen vrij op kultureel en politiek gebied, dan is dat nog steeds niet zo op ekonomisch gebied.

Een terugblik naar ons verleden. Vlaanderen was bij de eersten, samen met de Italiaanse stadstaten, die beschikten over belangrijke zelfstandige steden waar handel en nijverheid in de toen gekende wereld toonaangevend waren. Op geen plek in het toenmalige Europa kende men een gelijkaardige dichtheid aan welstellende centra zoals Ieper, Brugge, Gent, Antwerpen en Brussel. Nu nog getuigen godshuizen, woningen, handelspanden, evenals kunst en wetenschappen van onze middeleeuwse glorie.

Na de scheiding van de Nederlanden is het zuidelijk deel, het huidige Vlaanderen, snel bergaf gegaan en uiteindelijk heeft de verknechting van onze regio haar bezegeling gekregen tijdens de Belgische periode.

In de eerste honderd jaar van België werd Vlaanderen verfranst en zakten de Vlamingen af tot de arbeiders en soldaten van het frankofone Belgische establishment. België werd vooral gebouwd op het zweet en het bloed van de eenvoudige lieden van Vlaanderen.

De laatste vijftig jaar hebben de Vlamingen kulturele en politieke middelen verworven. Maar, wat tijdens de eerste en tweede industriële revolutie Belgisch-Frans gegroeid was de van de Vlaamse gemeenschap afstandelijke, meestal frankofone elite is voor het overgrote deel de baas gebleven van de Belgische ekonomische infrastruktuur. De Vlamingen zelf waren de klerken en soms de managers en supermanagers.

De Vlamingen zijn onder meer daardoor individueel welstellend, maar Vlaanderen als regio beschikt niet of niet in dezelfde mate als alle onze omringende landen over een eigen netwerk van industriële-financiële groepen. De voorbeelden van kleine maar industrieel stevig georganizeerde landen zijn genoegzaam gekend ; Nederland, Luxemburg, Zwitserland, Denemarken, Zweden, enz… Zij allen hebben de beschikking over stevig in hun regio verankerde ekonomische groepen, die samen met hun overheid, de welstand van deze volkeren nu en voor de toekomst veilig stellen. Vlaanderen, een semi-autonome regio, beschikt niet over een eigen netwerk : basis van reële macht en onafhankelijkheid.

Daardoor hapert onze ekonomie en zal ze in de toekomst nog meer haperen.

PRIVATIZERING ALS ALIBI.

De laatste decennia kreeg de overheid (en dus de Vlaamse belastingbetaler) vanwege de Belgische holdings de ooit belangrijke en renderende, maar nu uitgedoofde, ekonomische sektoren toegeschoven : de mijnen, de scheepsbouw, delen van de textiel, enz. De renderende aktiviteiten van de overheid daarentegen (energie en milieu b.v.) gaan recent veelal naar dezelfde Brusselse holdings die zich vroeger van de uitgedoofde sektoren ontdeden.

Wat de nieuwe “high tech” of andere toekomstsektoren betreft, wordt de Vlaamse overheid nu bovendien dringend gevraagd “zich te onthouden” ; de Vlamingen, begoed maar ongestruktureerd, moeten maar zichzelf, zonder hun overheid, “verankeren”.

Uitgedoofde sektoren afschuiven op de Vlaamse overheid ; renderende sektoren privatizeren ten voordele van vooral de Frans-Belgische holdings ; weghouden van de Vlaamse overheid uit toekomstgerichte aktiviteiten : moest het niet zo droef zijn, men zou het een Belgenmop noemen.

De drie bovenstaande beschreven bewegingen werden, en worden, gedikteerd door het Belgisch industrieel establishment, dat uiteraard, nu nog sterker dan vroeger, de dienst blijft uitmaken.

Het is klaar dat, gezien de Vlaamse regio de laatste eeuwen geen industriële infrastruktuur heeft kunnen uitbouwen, de Vlamingen, alhoewel individueel zeer welstellend, niet in voldoende mate in staat zijn te “verankeren”. Daarom moet de overheid hierin, meer dan elders in Europa een belangrijke rol spelen. Dit is dus duidelijk een pleidooi voor meer overheid in plaats van voor minder overheid, zoals veelal gebeurt.

Om de opbouw van een eigen industriële infrastruktuur te realizeren, kunnen initiatieven zoals de GIMV en de Vlaamse Milieuholding (VMH) en ook b.v. de intercommunales dienen. Wat de GIMV betreft, deze werd destijds opgericht om politiek-filozofische redenen, t.t.z. de meer overheidsgerichte vleugel zou naast de bestaande privé-holdings haar eigen holding hebben ; het was het debat overheid versus privé. Dit debat is ondertussen stilgevallen en zowat iedereen schijnt voorlopig aan te nemen dat de overheid zo weinig mogelijk moet doen en braaf zijn.

De heilige koe van de privatizering wordt zo nodig, ten dienste van de gevestigde belangen, en bij monde van klerken en supermanagers, met veel gedruis de baan opgejaagd.

WETTIGE ZELFDVERDEDIGING.

In de voluntaristische uitbouw van een eigen industrieel netwerk hebben de GIMV, VMH en andere nieuwe overheidsinitiatieven echter een nieuwe en belangrijke bestaansreden. Deze overheidsbedrijven, op voorwaarde dat ze geleid worden door kaders zonder een verlammend overheidsstatuut, kunnen even suksesvol en dynamisch zijn als de grote multinationals. Zij moeten echter een duidelijkere opdracht krijgen ; in plaats van passief te “mogen meespelen” moeten zij eerder aktief en initiatiefnemend worden. Hun opdracht moet de wil uitdrukken om hen het sluitstuk te laten vormen van de Vlaamse ekonomische uitrusting voor de toekomst.

De overheid moet konsekwent met overheidsgeld een eigen Vlaams industrieel netwerk mede uitbouwen of helpen uitbouwen.

Daarvoor zal men grote middelen nodig hebben en ook leiders-managers die nieuwe wegen durven te bewandelen om aan de stagnatie, de ontmanteling en de leegloop van onze industrie het hoofd te bieden.

Door te aarzelen, en alleen maar te verwijzen naar het privé-initiatief (dat niet altijd alles oplost), neemt de overheid haar verantwoordelijkheid niet en legt zij zich neer bij de komplete industriële afhankelijkheid en de bevoogding van Vlaanderen.

Vlaanderen verkeert hier inderdaad in een noodtoestand en in staat van wettige zelfverdediging. De vervreemding en verarming van de ekonomische struktuur gaat verder.

De GIMV, de VMH en dergelijke zouden een klaar mandaat moeten krijgen om, alleen of met privé-groepen, in versneld tempo een eigen Vlaams toekomstgericht industrieel netwerk uit te bouwen.. Nu dienen ze nog al te veel om een gedeelte van de Vlaamse centen te laten gebruiken door niet-Vlaamse konstrukties. Nu dienen ze nogal eens als Vlaamse dekmantel voor de niet-Vlaamse macht.

EIGEN KNOW-HOW CRUCIAAL.

Ik pleit voor Vlaamse overheidsinitiatieven met een duidelijker mandaat en een industriële strategie, die niet alleen het kapitalistische maximalizeren van winst inhoudt, maar ook het belang en de toekomst van onze gemeenschap voor ogen houdt.

In deze optiek speekt het opsporen, stimuleren en gebruiken van Vlaamse high tech of produkten met hoge toegevoegde waarde een belangrijke rol. Dat Vlaamse holdings bij voorkeur Vlaamse wetenschap en technologie zouden gebruiken, is niet onverenigbaar met de Europese of andere wetgevingen. Het is immers niet het bevoordelen van Vlaamse technologie alleen omdat ze Vlaams is, maar wel omdat ze, primo efficiënt is, en secundo omdat ze, ingebed in het lokale netwerk, biedt wat buitenlandse technologie niet of minder kan bieden : de betere toegankelijkheid en verwevenheid ervan met andere bedrijven en de mogelijkheid tot export.

Eigen technologie is niet alleen in het belang van de lokale bedrijven maar ook van een gemeenschap in al haar geledingen : de student, de professor, de onderzoeker, de produktontwikkelaars in de bedrijven, de exploitant, de exporteurs, etc…

Er is dus naast de faktor van grotere efficiëntie dankzij het hechte verweven zijn van eigen technologie in het bedrijvennetwerk, ook de faktor werkgelegenheid die pleit voor een betere relatie tussen struktuur en eigen technologie.

Het is evident dat ook de werkgelegenheid zal afhangen, niet alleen van meer kontrole over de eigen ekonomie, maar ook van meer eigen high tech.

Voortdurend ontmoet men arbeiders en bazen die zeggen : “Mijn atelier gaat dicht omdat ons produkt ook elders kan worden gemaakt”. Een vriend-ingenieur zei, toen ik opperde dat er in het buitenland toch wel wat te verkopen viel, dat dit voor zijn bedrijf uitgesloten was, sinds het door Fransen overgenomen was : de overnemers hadden reeds overal ter wereld hun eigen verkooporganizatie. Ook vraagt men me nogal eens : “Is het gemakkelijk in het buitenland te verkopen ? ” Het antwoord is simpel : het is kompleet onmogelijk, tenzij het produkt dat men daar aanbiedt anders en bovendien ook beter is. Anders en beter kan alleen dankzij eigen technologie.

Vlaanderen zal slechts vrij zijn en een verzekerde toekomst hebben, wanneer het een eigen toekomstgericht ekonomisch netwerk met grote toegevoegde waarde zal hebben. Dit heeft Vlaanderen voorlopig absoluut niet en het kan er in konkurrentie met de buitenlandse groepen en op basis van het privé-initiatief alleen ook niet komen, tenzij de Vlaamse overheid dit steunt, er voldoende belang aan hecht en optreedt als operator.

De hele overheid, samen met al wat hier voorhanden is, talent en geld, zal amper voldoende gewicht in de schaal kunnen gooien. De Vlaamse overheid zal het moeten doen, anders zal het niet gebeuren.

HENDRIK SEGHERS

De auteur is voorzitter van de Seghers-groep.

NIET ALLEEN BOELWERF De Vlaamse overheid moet durven kiezen voor een aktieve, toekomstgerichte ekonomische rol.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content