BROEDERTALEN. De Franse naijver

Niet zo vaak als zijn naam het zou doen vermoeden, publiceert The Economist cijfergegevens. Statistieken over het taalgebruik zijn al helemaal uitzonderlijk ; daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de twee soorten Belgen, de Nederlandstalige Vlamingen en de Franstaligen. De bron is Eurostat ; het gaat over de tien lidstaten en over het aantal leerlingen in het algemeen secundair onderwijs die Engels, Frans of Duits als tweede taal leerden in 1991-’92. Het blijkt dat 83 % Engels leert als tweede taal, tegenover 32 % Frans en nauwelijks 16 % Duits.

Alleen in Vlaanderen moet het Engels zich tevreden stellen met de derde plaats, want 98 % van de Vlaamse leerlingen studeert allereerst Frans, “so as to understand their Francophone Walloon compatriots”. In welke mate deze behoefte wederkerig is, valt hier niet te lezen : de statistiek gaat alleen over de grote konkurrerende Europese talen.

De Franstalige Belgen doen het slecht. Slechts 58 % onder hen leert Engels en amper 6 % Duits (1 % studeert zonderling genoeg Frans als vreemde taal, hetgeen toch wel iets reveleert). Dan doen de Vlaamse jongens en meisjes het veel beter : nadat ze zo goed als allemaal Frans leren, vindt 68 % onder hen ook nog de gelegenheid om Engels te leren en 22 % Duits.

GERAFFINEERD.

Toch kan men niet anders dan vaststellen dat de belangrijke plaats van het Frans in Vlaanderen de andere Europese talen in de weg zit. In Nederland, uiteraard toch het meest vergelijkbare land, leert 96 % van de middelbare-schooljeugd Engels, 65 % Frans en 53 % Duits. De drie grote talen tezamen worden dus in Vlaanderen duidelijk minder aangeleerd dan in Nederland.

De ongewone aandacht voor deze materie staat in het teken van de diskussie over de talen in de Europese Unie. Uiteraard ligt het Engels overal voor als tweede taal, behalve in Vlaanderen.

De Vlamingen gingen samen met de Nederlanders in het verzet toen Frankrijk een voorkeurpositie bepleitte voor vijf talen (met Spaans en Italiaans op de lijst, die echter juist vóór het Nederlands ophield), maar een meer geraffineerd Frans voorstel is dat iedere leerling in het secundair onderwijs in Europa niet één, maar twee vreemde talen zou aanleren.

Hiervoor kunnen genoeg grote universalistische en multikulturele argumenten aangevoerd worden, maar in feite komt het voorstel de plaats van het Frans ten goede. Ten koste van het Duits allicht, en zeker van het Engels, hetgeen de aandacht van The Economist kan verklaren.

TAALALLIANTIE.

Die Franse naijver tegenover het overheersende Engels in Europa, maar ook in België en in Brussel, is zo oud als de straat.

In mijn politiek aktieve periode, nu ongeveer twintig jaar geleden, ben ik maar één enkele keer bekommentarieerd in Le Monde (op de eerste bladzijde nog wel, en niet bijvoorbeeld op de Belgische bladzijde). Het ging over een uitspraak die ik gedaan had in een Franstalige tafelrede, toen ik de mogelijke Europese dimensie aanstipte van een verhouding van respekt tussen Nederlandstaligen en Franstaligen in België, hetgeen impliciet de positie van het Frans tegenover het Engels zou versterken.

Illuzies had ik ook toen niet, en liet ik overigens niet. Zou Frankrijk lid worden van een taalalliantie van landen (overigens naar Frans voorbeeld) waar het Nederlands door autochtonen gesproken wordt, zoals in Frans-Vlaanderen ? Ik heb die vraag onder meer gesteld aan de Franse ambassadeur, maar ik kan zijn antwoord moeilijk diplomatisch noemen (hij betwistte het feit zelf).

IDENITITEIT.

De Franstalige Fransman is een chauvinist ; hij behandelt het Nederlands in ieder geval niet als één van de “broedertalen” (brother tongues, schrijft The Economist), en hij staat achter degenen die dit in België evenmin doen. Die beschouwen de 98 % Frans studerende leerlingen in de Vlaamse middelbare scholen als een rekruteringsbasis, waarvan misschien slechts enkele luttele procenten (maar daarop kan het aankomen in een machtsstrijd) bij hun kennis van het Frans ook de overgang naar het Frans zullen voegen.

Het verfransingsproces, met verspilling van tijd en energie, kan overal vastgesteld worden. Hetzelfde geldt voor het verlies van uitdrukkingsvaardigheid tot bij de topfiguren in politiek en ekonomie, volgens de bekende uitdrukking “tweetalig in de twee talen”, wat niet eens gekompenseerd wordt door drie- of viertaligheid.

Bij het beschouwen van taalsituaties en politieke voorstellen daarover mag men, als lid van deze statistisch zonderlinge Vlaamse groep, geen enkel ogenblik uit het oog verliezen dat een taalsituatie de identiteit kan dienen of beschadigen. Die taalsituatie wordt niet gemaakt door de intrinsieke kracht van de taal, maar door de krachten en de machten die erachter staan.

LODE CLAES

Lode Claes is voorzitter van de redaktie-adviesraad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content