Zweedse twijfels

De Leuvense economieprof Paul De Grauwe adviseert de Zweedse regering inzake de EMU-problematiek. Tussen nu en de definitieve monetaire unie ziet hij nog wel enige speculatieve stormen opsteken.

Niemand is sant in eigen land. Onder Belgische economen geldt die volkse wijsheid zeker voor Paul De Grauwe, professor aan de KU-Leuven. Zeker sedert hij zich als VLD’er actief in de politieke arena wierp vandaag is De Grauwe volksvertegenwoordiger overheerst in dit land de opinie dat ‘s mans wetenschappelijk werk eigenlijk niet meer echt waardevol kan zijn. In het buitenland denkt men daar duidelijk anders over. Toen de Zweedse regering enige tijd terug een internationale commissie van experts samenstelde om haar te adviseren inzake al dan niet toetreding tot de Europese Monetaire Unie (EMU) kreeg De Grauwe prompt een uitnodiging in de bus.

De Grauwe bevindt zich daar in een gezelschap om U tegen te zeggen. De vijf andere commissieleden zijn immers stuk voor stuk mensen met een ijzersterke internationale reputatie. Naast de twee Amerikanen Ronald McKinnon van Stanford en Jeffrey Frenkel van Berkeley traden immers ook aan : Alex Cukierman (universiteit van Tel Aviv), Jurgen von Hagen (universiteit van Mannheim) en Jacques Mélitz van het Franse INSEE. Een Ronald McKinnon bijvoorbeeld wordt in brede kringen beschouwd als een volwaardig kandidaat Nobelprijswinnaar.

De commissieleden brachten recent hun bevindingen op tafel bij de Zweedse regering die duidelijk wat in een knoop zit met de houding die ze tegenover de EMU moet aannemen. Zo is er enerzijds de duidelijk geformuleerde intentie om dit jaar niet tot het Europees Monetair Systeem toe te treden, waardoor Zweden zeker niet zal voldoen aan één der toetredingsvoorwaarden voorzien in het Verdrag van Maastricht. Anderzijds is er de voortdurend herhaalde bewering dat Zweden toch bij het EMU-startpeloton wil zijn. Paul De Grauwe : “In tegenstelling tot bijvoorbeeld in ons land heerst er in Zweden een grote verdeeldheid over de vraag of het al dan niet wenselijk is tot de EMU te behoren. De Zweedse regering zit hier politiek met een uiterst delicaat probleem. Niet in het EMS maar wel in de EMU, dat kan echter absoluut niet volgens het Verdrag van Maastricht.”

SPECULATIE.

In het onderzoek van de internationale commissie spitste de aandacht van De Grauwe zich toe op de problemen die zich in de overgangsperiode naar de EMU kunnen stellen. Een problematiek die zich uiteraard niet enkel voor Zweden stelt. Paul De Grauwe : “Grosso modo dienen zich, zoals de kaarten nu liggen, twee serieuze problemen aan. Ten eerste, ergens in de lente van 1998 valt de beslissing over wie tot de startgroep van de EMU zal behoren. Pas op 1 januari 1999 echter worden de definitieve spilkoersen tussen de deelnemende landen vastgelegd. Het spreekt voor zich dat zulk een tussenperiode uitnodigt tot speculatieve bewegingen. Ten tweede, tot het jaar 2002 blijven de nationale munten bestaan. De financiële markten zullen bij het minste onraad gemaakte afspraken testen.”

Voor een land als Zweden ziet De Grauwe net zoals de andere commissieleden overigens valabele argumenten zowel voor als tegen EMU-lidmaatschap. Paul De Grauwe : “De (bekende) argumenten voor zijn de stabiliteit en geloofwaardigheid van het beleid. Zeker voor een land als Zweden gelden mijns inziens echter ook, naast de vele emotionele, ook ernstige inhoudelijke argumenten tegen. Zweden heeft nog zeer veel handel met landen buiten de Europese Unie. Het achter de hand willen houden van de mogelijkheid tot een wisselkoersaanpassing indien zich in die handel serieuze problemen zouden voordoen, valt dan ook best te begrijpen. Ook de industriële structuur van Zweden heeft toch wel enkele specifieke kenmerken die maken dat het land zomaar niet over één kam kan geschoren worden met de klassieke EMU-kernlanden.”

In Zweden ligt de discussie over ja dan neen EMU erg gevoelig. De Zweden verwerken immers nog volop de zware klop die ze in het begin van de jaren negentig te verwerken kregen toen hun zo geroemd Zweeds model finaal uit elkaar spatte. Paul De Grauwe : “Van een werkloosheidspercentage dat tot nog een flink eind in de jaren tachtig 2 à 3 % bedroeg, zijn ze geëvolueerd naar cijfers als bij ons. Dit heeft hen in een budgettaire crisis gebracht die bovenop de financiële crisis kwam waarmee indertijd het vuur aan de lont gestoken is.”

Een scenario voor België ? De Grauwe gelooft van niet : “De financiële crisis en de val van de kroon vloeiden voort uit een heftige speculatie die zich in de tweede helft van de jaren tachtig voordeed op de financiële markten en op die van het onroerend goed. Ondanks onze forse economische groei in die periode ontsnapten wij aan zo’n speculatieve beweging. Het enige wat ons in een Zweeds scenario zou kunnen terechtbrengen, is de plotse grootschalige verkoop van overheidspapier door de financiële instellingen. Dat zie ik echter niet gebeuren.”

JVO

PAUL DE GRAUWE Enige speculatieve golven lijken in de aanloop naar de EMU onvermijdelijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content