ARBEIDSHERVERDELING VOOR AMBTENAREN. TE SNEL GEWERKT ?

Op initiatief van minister van Binnenlandse Zaken Johan Vande Lanotte gaat de overheid werk maken van arbeidsherverdeling onder het personeel van federale administraties, gemeenten, provincies en overheidsbedrijven. Ambtenaren kunnen vrijwillig vier dagen per week werken. Bovendien kunnen ze vanaf 55 jaar halftijds uitstappen. In beide gevallen wordt het loonverlies gedeeltelijk gekompenseerd en blijven de pensioenrechten onverkort gelden. De vrijgekomen arbeidstijd wordt opgevuld met nieuwe kontraktuele (in de 4/5-regeling) of statutaire ambtenaren (in de uitstapformule).

Onmiddellijk stak links en rechts kritiek de kop op. De socialistische vakbond ACOD eiste dat de maatregel algemeen zou doorgevoerd worden, met volledig loonbehoud. Hij gispte de “bevriende” minister zelfs omwille van de afwezigheid van overleg. Paul De Grauwe (VLD) kelderde het plan dan weer omwille van zijn financiële konsekwenties en zijn “perverse effekten” (arbeidsvernietiging in de privé-sektor wegens stijgende lasten). Trends vroeg senator, burgemeester van Sint-Martens-Latem en specialist in het management van openbare diensten Bob Van Hooland om een kommentaar.

– TRENDS. Deelt u de negatieve appreciatie van uw kollega De Grauwe ?

– BOB VAN HOOLAND. Nee, ik ben nu al en in afwachting van de verfijning van het plan, geneigd het positief te beoordelen. De overheid wil voor zichzelf het instrument scheppen dat de partikuliere sektor al gebruikt. Zij neemt een goed, weliswaar symbolisch, maar maatschappelijk nuttig initiatief.

Toch is de kritiek, onder andere van de bedrijfswereld, die nieuwe lasten en zwartwerk vreest, niet geheel onterecht. Het gaat hier inderdaad om vrijwillige arbeidsduurvermindering met relatieve loonkostenverhoging. Het is bovendien een individueel recht. Door dat automatisme zullen er in veel gevallen operationele problemen in de dienstverlening ontstaan. Het plan voor arbeidsherverdeling zal meer eisen stellen aan de leidinggevende en andere hardwerkende voltijdse ambtenaren. Niettemin is het hun plicht om de nodige flexibiliteit op te brengen.

– De indruk leeft dat het plan niet grondig overwogen is. Het werd gelanceerd zonder sluitende predikties over de gevolgen op het vlak van tewerkstelling, kosten en organizatie.

– Veel vragen blijven inderdaad onbeantwoord. Tot hoeveel nieuwe banen zal dit leiden ? Zullen we in staat zijn om over drie jaar te evalueren ? Zullen we dit systeem kunnen stopzetten als het niet aan de verwachtingen voldoet ? In plaats van te polsen naar de belangstelling, de steun en de mogelijkheden bij de betrokken diensten, de gemeenten en zelfs de vakbonden, werd er zelfs helemaal geen overleg gepleegd. Er had een soort elementair marktonderzoek moeten gebeuren. De overheid kan zich immers niet veroorloven om zomaar te experimenteren.

– De minister wil een vorm van flexibiliteit invoeren op het vlak van de uitstroom, maar hij versoepelt de rekruteringsmogelijkheden niet. Voor de opvulling van de gaten worden de klassieke mekanismen ingezet. Laat hij de kans liggen om aan de “zuivering” een aktief en op de behoeften afgestemd aanwervingsbeleid te koppelen ?

– Inderdaad. Er ontbreekt een algemene strategie inzake personeelsbeleid om negatieve gevolgen te voorkomen en de efficiëntie te verhogen. Men kiest dus voor flexibiliteit, maar bouwt tegelijkertijd verstarring in. Als twee personen halftijds gaan werken, moet er een vervanging gebeuren door een statutaire ambtenaar, in dezelfde dienst. Als het om de vierdagenweek gaat, moet men ook in dezelfde dienst vervangen, maar dan door kontraktuelen. Dit is een negatie van gezond management. Men verknoeit de kans op meer efficiëntie door de vervangende aanwervingen niet oordeelkundiger te spreiden en te oriënteren op domeinen waar er echte personeelsbehoeften zijn. Deze opmerking geldt des te meer omdat het plan sowieso de “produktiviteit” zal doen dalen. Als je hetzelfde werk doet met evenveel of meer en relatief duurder personeel, is dat evident.

Misschien zal men zelfs twee keer betalen, omdat de produktiviteit van twee deeltijdse ambtenaren niet noodzakelijk gelijk is aan de produktiviteit van een (ervaren) voltijdse. Rijpere organizaties met een aangepaste beheerskultuur kunnen deze komplikatie zonder veel problemen overwinnen, maar ik vraag mij af hoeveel overheidsdiensten er al zo ver geëvolueerd zijn.

– De overheid speelt al sedert de jaren ’70 spons om de werkloosheid op te slorpen. Ondanks de retoriek over het overschot aan ambtenaren, blijft het aantal koppen dat op een of andere manier door de overheid betaald wordt konstant. Is het dan nog haar rol om nog meer werknemers aan te werven, weze het deeltijdse ?

– Toch wel, want het is een plicht in een samenleving die kraakt onder de werkloosheid, met een partikuliere sektor die al 20 % deeltijdsen tewerkstelt, tegenover 14 % bij de overheid. De overheid heeft de jongste 10 jaar trouwens inspanningen gedaan om haar effektieven beter in overeenstemming te brengen met de behoeften. Dank zij de “radioscopieën” heeft men de flagrante wantoestanden te veel ambtenaren met te weinig werk eruit kunnen halen.

Ik heb wel bedenkingen bij het opleggen van het plan aan gemeenten en overheidsbedrijven. Niet alle gemeenten kunnen de verzwaring van de weddelasten aan, bovenop de verhoging veroorzaakt door het nieuw financieel statuut dat sinds vorig jaar in voege is. Een stad als Gent moet nu al 56 % van haar gewone begroting reserveren voor de wedden. Je moet hen de kans geven om niet in het systeem te stappen.

– Zal burgemeester Van Hooland een bedrijfsplan opstellen ?

– Ja, wij zijn altijd voorstander geweest van systemen die werknemers ten goede kunnen komen.

JOS GAVEL

BOB VAN HOOLAND De produktiviteit van twee deeltijdse ambtenaren is niet noodzakelijk gelijk aan de produktiviteit van één voltijdse.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content