OLDTIMERS De prijs van de passie

De markt van oldtimers of verzamelauto’s fleurt stilaan weer op. De prijsdaling die volgde op de euforie van de jaren ’80, mag niet als een totale instorting van de sektor worden gezien, maar eerder als een rechtzetting, een terugkeer naar realistische waarden.

MAURICE LEMERCINIER

In Londen, Parijs, New York en Monaco, nog steeds hét Mekka bij uitstek, werden de meest spectaculaire veilingresultaten vanaf 1985 geboekt door Ferrari’s. De spekulatie op wat men ‘het rode goud’ is gaan noemen omdat een Ferrari nu eenmaal het best oogt in een scharlaken kleedje scheerde toen hoge toppen. In enkele maanden tijd werden meerwaarden genoteerd van 50, 100 tot 200 procent, soms zelfs voor ‘fabrieksnieuwe’ bolides, zoals een paar Ferrari’s F40 met nauwelijks tien of twintig kilometer op de teller. Zo werden voertuigen die in 1981 voor 500.000 Belgische frank van de hand gingen, op het hoogtepunt van de ‘boom’ (1988-1989) voor méér dan 6 miljoen frank verkocht. Vandaag is die prijs opnieuw gedaald tot pakweg 2 miljoen. In die periode volgden ook de zogenaamde ‘kleine meesters’ sommige modellen van Mercedes, Maserati, Aston-Martin of Lamborghini dezelfde trend. De transakties volgden elkaar steeds sneller op en wat te vrezen was, gebeurde dan ook : in 1991 stortte de markt als een kaartenhuisje in elkaar.

De verklaringen

zijn velerlei. De ekonomische konjunktuur stond op een laag pitje, terwijl het aanbod aanzienlijk groot bleef. Bij de potentiële verzamelaars groeide het besef dat hun passie een kennis van zaken vereiste. Men moet verstand hebben van autotechniek, onderhoud en behoud van die (auto)mobiele kleinoden. Bovendien is een kennersoog niet overbodig, omdat er meer vervalsingen rondrijden dan men zou denken. Zo heeft men Bugatti’s ontdekt die ooit in de prak gereden waren, maar met een rechtgetrokken chassis en namaakkoetswerk als ‘autentieke’ stukken te koop aangeboden werden.

Voor de verzamelaar die geen kaas gegeten heeft van techniek en zich al evenmin aangetrokken voelt tot (soms) sputterende vierwielers, is het wellicht eenvoudiger en praktischer zich toe te leggen op juwelen, schilderijen of andere schone kunsten. Velen hebben dat te laat beseft.

Er zijn inderdaad prestigieuze limousines die nu veel meer waard zijn dan toen ze echt nieuw waren, maar die vertegenwoordigen slechts een kleine minderheid van de transakties. De waarde van de meeste oldtimers evolueert ‘normaal’, evenredig met het steeds stijgende aantal amateurs.

De belangstelling

voor ‘oldtimers’ een kategorie waartoe nu ook auto’s van ná de Tweede Wereldoorlog behoren is een kleine twintig jaar geleden ontstaan. In die periode is men begonnen met het restaureren van heel wat mooie auto’s die voor de sloophamer bestemd waren. In de hoop een aanzienlijke meerwaarde te kunnen realizeren, besloten de eigenaars van die juweeltjes de vaak zeer dure restauratie voor eigen rekening te nemen.

Maar de spekulanten van pakweg tien jaar geleden zijn het beu dat hun kapitaal zo lang bevroren blijft en doen hun ‘ding’ opnieuw van de hand, vaak met aanzienlijke verliezen. Tegenwoordig worden echt waardevolle verzamelstukken, die bovendien in goede staat verkeren, tegen redelijke prijzen aangeboden. Dit betekent dat de échte liefhebbers, die opnieuw de hoofdtoon voeren op de markt, prachtkoopjes kunnen doen.

Voor de ontelbare kleine goden is er weinig veranderd. Met uitzondering van een paar kortstondige modeverschijnselen, zijn de prijzen evenwichtig te noemen, afhankelijk van de zeldzaamheid of de faam van een bepaald model. Er is minder geld ter beschikking voor dergelijke hobby’s en het ritme van de transakties is wat trager geworden.

De overgrote meerderheid

van vooroorlogse auto’s, die ontsnapten aan de spekulatie van de jaren ’80, blijven stabiel of stijgen lichtjes in waarde. Alleen voor eksemplaren uit de autoracerij, die een eerbiedwaardig palmares kunnen voorleggen, gaat af en toe nog een miljonair uit de bol.

Liefhebbers van cijfers, kwota, resultaten en kommentaar over oldtimers en verzamelauto’s van alle slag, vinden een overvloed aan informatie in het Britse maandblad Classic and Sports Car, dat onder andere een doorlichting publiceert van de Engelse markt. Een referentie voor heel wat specialisten ter zake.

Dino Ferrari 246 GT : 500.000 frank in 1981, 6 miljoen in 1989, ca. 2 miljoen vandaag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content